Coaching
Psycholoog
Training
Personal Coaching
Bedrijfscoach
De "ja, maar... " zegger
“Om mensen laagdrempelig te bereiken met handige tips en tools uit mijn coaching- en psychologiepraktijk, schrijf ik een twee-wekelijkse column in de Baarnsche Courant. Daarin schrijf ik over (dagelijkse) dingen die je behoorlijk dwars kunnen zitten en die voor veel mensen heel herkenbaar zijn. Heb je vragen naar aanleiding van deze blog? Dan hoor ik dat graag!”
De "ja, maar... " zegger
Hij is eind vijftig, sportief en nerveus. Als ik vraag hoe ik hem kan helpen zegt hij, lichtelijk verbijsterd: “Ze vinden me niet meer zo aardig kennelijk.”
“Wie zijn ‘ze’?” pols ik voorzichtig. Hij zucht en zegt dan geïrriteerd, “zowat iedereen op mijn werk. Ze vinden me ‘negatief want ik heb de laatste tijd overal mijn bedenkingen bij’ volgens hen. Dat mag toch, dit is toch een democratie? Als ze een stom plan bedenken mag ik toch zeggen wat ik ervan vind?”
“Wat zeg je dan, noem eens een voorbeeld, zodat ik het goed begrijp?” zeg ik. Hij noemt enthousiast een aantal voorbeelden op. Het valt me gelijk op dat hij na elk geopperd idee gelijk op de rem begint te trappen door “nee” of “ja, maar…” te zeggen. En vooral dat “ja, maar…” gebruikt hij heel veel.
Ook al begin je de zin positief met een ja, uiteindelijk zeg je natuurlijk in feite volop nee door het ‘maar’ dat er gelijk achteraankomt. “Zullen we eens een klein rollenspel doen waarbij ik als je collega een idee opper en jij reageert?” stel ik voor. Dat is goed – en hij boort elk idee met verve de grond in.
Daarna wisselen we van rol – nu speel ik hem. Hij oppert een idee dat hij al lang heeft. Ik gooi in elke zin die ik zeg een “nee”, of een “ja, maar…..” en trap hard op elke rem die ik kan vinden. Na vijf minuten discussiëren is hij helemaal klaar met mij. Hij roept met de handen in de lucht gefrustreerd uit: “Mijn god, wat ongelofelijk irritant ben jij zeg, kun je niet even wat enthousiaster zijn en meedenken?!” Ik begin te lachen, gooi ook mijn handen in de lucht terwijl ik roep: “Wie ben ik ook alweer?”
Knal, die komt keihard binnen. Hij is een paar minuten stil.
Hij vraagt dan zachtjes: “Hoe verander ik dit?” Ik zeg opgewekt: “Begin eens door positief mee te gaan in het voorstel, bijvoorbeeld door ‘ja maar’ door ‘ja, en….’ te vervangen – en kijk waar het schip strandt. Dat is echt niet zo gemakkelijk als het klinkt. Zullen we dát nu eens oefenen?” Ik doe het een keer voor, en dan mag hij.
Het gaat met vallen en opstaan, maar hij krijgt er wel lol in. “Het voelt ook fijner, veel positiever”, zegt hij verrast op het eind.
“Het thuiswerk is dat je deze week alle ‘ja maars…’ vervangt door ‘ja, en…’” zeg ik bij het afscheid. “Ja, maar dat…”, sputtert hij gelijk automatisch tegen. Ik val meteen in de rede en zeg “Ja, en…?” met een scheve grijns. Hij kijkt betrapt, begint ook te grijnzen en neemt wat gedwee afscheid.
Deze column is op 2 februari 2022 gepubliceerd in de Baarnsche Courant.