Coaching
Psycholoog
Training
Personal Coaching
Bedrijfscoach
test titel
“Om mensen laagdrempelig te bereiken met handige tips en tools uit mijn coaching- en psychologiepraktijk, schrijf ik een twee-wekelijkse column in de Baarnsche Courant. Daarin schrijf ik over (dagelijkse) dingen die je behoorlijk dwars kunnen zitten en die voor veel mensen heel herkenbaar zijn. Heb je vragen naar aanleiding van deze blog? Dan hoor ik dat graag!”
test titel
Ze zit als een zielig hoopje op de stoel naar haar voeten te staren, en slaat beleefd koffie of thee af. Ik zie haar ellende, en vraag nonchalant of ze wellicht meer behoefte heeft aan een dubbele whisky. Het doet haar lachen en de spanning vloeit door het grapje uit haar lijf. Ze zegt dan zachtjes: “Ik ben zo moe, zo ontzettend moe.”
“Is er een specifieke reden dat je zo moe bent, denk je?” vraag ik, even zacht. Ze kijkt me aan, tranen wellen op in haar ogen, en ze zegt met trillende stem: “Mijn zoon heeft darmkanker. Hoe moet dat nou? Ze hebben net een duur huis gekocht, en twee kleine kinderen. En nu is hij ziek. Hij wordt binnenkort geopereerd en ik houd mijn hart vast. Als het nou niet goed gaat en hij niet meer wakker wordt. Of dat de kanker terugkomt of al verspreid is of… Die arme kinderen, straks hebben ze geen vader meer, moeten ze het huis uit… en heb ik geen zoon meer…” Haar stem breekt en ze laat haar tranen de vrije loop. Ik schuif de tissuedoos zachtjes naar haar toe. “Mijn man wordt gek van mijn gehuil,” zegt ze dan, “ik probeer niet te huilen maar ik kan niet anders lijkt wel.”
Ze vertelt dat ze zich suf piekert over hoe ze er kan zijn voor haar zoon. Ik vraag of ze het hem al eens zelf gevraagd heeft. Ze kijkt me verbijsterd aan, en zegt dan traag: “Soms kun je het jezelf wel erg moeilijk maken hé, terwijl het zo simpel kan zijn.”
Ik geef haar een glas met water, maar niet om op te drinken. Ik vraag haar om zich voor te stellen dat het glas al haar verdriet en zorgen bevat, dus alles wat ze niet wil voelen en waar ze zo heftig tegen vecht. Vervolgens vraag ik haar het glas voor zich uit te houden, in de lucht. Ze doet het met gemak.
Ondertussen vraag ik haar naar haar zoon en hun band. Ze vertelt en het glas wordt al snel een belasting. Ze kijkt me geïrriteerd aan en zegt: “Dat glas is behoorlijk zwaar zeg. Mijn schouder gaat pijn doen, kan ik het terug zetten?” “Nog even niet,” zeg ik. “Voel eens goed. Dit gebeurt er dus als je tegen je verdriet vecht: het leek eerst niet erg maar het gaat steeds zwaarder wegen en je meer belemmeren.” Ze kijkt me stil aan, het komt binnen.
Ik zeg: “Zet je glas met al je verdriet nu eens in je schoot. Stop met vechten, omarm het, troost het.” Ze doet wat ik vraag, en sluit spontaan haar ogen. Dan rolt er traag een traan uit een oog. “Het voelt veel fijner,” fluistert ze dan. “Door het verdriet te omarmen en het er te laten zijn, creëer je meer ruimte voor jezelf” leg ik uit. Gesterkt loopt ze de deur uit.